Wat betekent kiezen voor klimaat?

Als we een redelijke kans (> 50%) willen hebben om de huidige klimaatverandering te beperken tot anderhalve graad, dan zullen we alles op alles moeten zetten om in 2030 een 100% duurzame samenleving te realiseren. Dat betekent dat er netto geen broeikasgassen meer bij komen in de atmosfeer. Elk beetje uitstoot dat we dan nog veroorzaken moet op een of andere manier gecompenseerd worden.

2030 is sneller dan veel Europese klimaatdoelen en ambities en ook sneller dan de meeste politieke partijen in hun programma’s hebben staan. Daarin wordt namelijk meestal gestreefd naar 100% klimaatneutraal in 2050 en 55% reductie van broeikasgassen in 2030. Dat is gewoonweg niet genoeg om ontwrichtende klimaatverandering te voorkomen. Bovendien is het met een duidelijk plan, een leidende overheid en een gigantische versnelling nog steeds mogelijk om in 2030 nagenoeg klimaatneutraal te worden.

Hieronder leggen we kort uit wat er moet gebeuren in de verschillende sectoren om dit doel te behalen. Daarna leggen we de standpunten van politieke partijen ernaast om te zien in hoeverre zij dezelfde ambities hebben.

Energie

Er zijn eigenlijk twee belangrijke componenten die samen essentieel zijn voor het omschakelen naar een volledig duurzame energievoorziening: besparing en duurzame opwek. We zullen ons energieverbruik in alle verschillende sectoren moeten terugdringen en tegelijkertijd slimme combinaties moeten maken van lokale, regionale en nationale opwekking van duurzame energie. We zullen zien dat een combinatie van energiezuinige gebouwen en kassen, andere vormen van vervoer, meer plantaardige voeding en flinke energiebesparing in de industrie kan leiden tot energiereducties van meer dan 50% per sector.

We moeten stoppen met het gebruiken van fossiele brandstoffen zoals kolen, olie en gas en dat betekent dat er veel meer elektriciteit gebruikt zal moeten worden, want die kan duurzaam opgewekt worden. We zullen verderop in meer details uitleggen hoe er in de verschillende sectoren geëlektrificeerd kan worden. De elektriciteitsproductie komt grotendeels van een slimme combinatie van zonnepanelen op daken van huizen, kantoren en andere gebouwen en van windmolenparken op zee, aan de kust en op land, aangevuld met andere duurzame energiebronnen zoals aardwarmte en kleinschalige reststromen.

Zonne-energie

Zonne-energie kan op heel veel plekken worden opgewekt, veel meer dan je misschien zou denken. Op daken en gevels, maar ook boven fruitteelt, in de wegberm, op grote distributiecentra, boven parkeerterreinen of zelfs langs sportvelden. Met een kleinschalige aanpak hoeft er minder grootschalig opgewekt te worden op weilanden of in de natuur. Dat is fijner voor de netwerkbedrijven, omwonenden en lokale flora en fauna.

Meer lezen?

Op de site Tussen kolen en Parijs vind je veel voorbeelden van kleinschalige opwek met zonnepanelen.

Windenergie

Windenergie en zonne-energie vullen elkaar op maandbasis goed aan. Windturbines zijn dus naast zonnepanelen ook nodig, zowel op land als op zee. Het grootste gedeelte van de benodigde windenergie zal op zee opgewekt worden, een deel voor de energievraag en een deel voor het maken grondstoffen (vooral groene waterstof) voor de industrie te maken. Het overige deel zal worden opgewekt op land, hetgeen overeenkomt met zo’n 9 à 10 windmolens per gemeente. Twee rijtjes van 4 of 5 windmolens op de lelijkste plekken van iedere gemeente zou dan genoeg zijn. Dat wil niet zeggen dat iedere gemeente er per se 9 moet plaatsen. Als er op de Maasvlakte veel meer kunnen staan, dan kun je het groene hart ontzien. Of als je er meer kunt plaatsen in de Amsterdamse haven, dan kun je er elders minder neerzetten.

Meer lezen?

Overige niet-fossiele energie

Geothermie is het gebruiken van de warmte van de aarde om huizen, kantoren of kassen te verwarmen. Het lokaal inzetten van aardwarmte om bijvoorbeeld een kassencomplex te verwarmen kan een goede aanvulling zijn op verder veel zon- en windenergie. Aangezien veel kassen in de tuinbouw op dit moment nog worden verwarmd met gas, waar veel CO₂ bij vrijkomt, is geothermie een goede keuze omdat er bij het proces van geothermie geen CO₂ vrijkomt. Diepe geothermie is in Nederland nog in de ontwikkelingsfase, maar de goedkope warmte en lokale beschikbaarheid bieden volop kansen.

Industrie

De industrie veroorzaakt bijna 40% van alle uitstoot van CO₂ en is daarmee een essentiële sector om te verduurzamen. Voor bijna elke industrietak zijn er oplossingen om het productieproces substantieel te veranderen, waardoor de CO₂-uitstoot naar bijna nul kan. Het zal hierbij veelal gaan om het elektrificeren van processen en soms het gebruik van (ultra)diepe geothermie plus meer inzet van waterstof. Dit alles in plaats van het huidige gebruik van aardgas, steenkool en biomassa. Dit zijn vaak ingrijpende veranderingen die stevige investeringen vereisen. Daarom zijn dat veranderingen die een landelijke aanpak en middelen van de nationale overheid en/of grote financiële instellingen vereisen.

De uitdaging ligt vooral bij de zeer energie-intensieve bedrijven waarbij energie een groot deel van de kosten vormt of waarbij olie, kolen en aardgas belangrijke grondstoffen vormen in het productieproces. Dit zijn doorgaans ook de grootste CO₂-uitstoters. Als we de energiebedrijven even buiten beschouwing laten (die leveren in 2030 alleen nog maar duurzame energie leveren in dit scenario), dan zijn de grootste uitstoters in Europa als volgt:

  1. IJzer en staal
  2. Cement
  3. Chemie/plastics
  4. Papier en pulp
  5. Aluminium

De grote producenten en dus ook de grote uitstoters van CO₂ in Nederland zijn vooral de chemie (voornamelijk allerlei soorten plastics) en de staal- en de papierindustrie. Volledige verduurzaming betekent voor deze productieprocessen dat ze echt op de schop gaan. Het gaat dan vaak om bijna volledige elektrificatie (dus energie vooral uit duurzame elektriciteit, vaak in combinatie met grondstoffen zoals waterstof maken met duurzame stroom) en om allerlei stappen die tegenwoordig vallen onder de noemer ‘circulaire economie’. Grofweg zijn dus twee zaken van belang:

  1. Minder vraag naar producten en meer circulair gebruik van grondstoffen
  2. Datgene wat nog wel geproduceerd wordt produceren met uitsluitende duurzame energie

De nieuwe circulaire economie die draait op groene grondstoffen en duurzame energie vraagt om keuzes en dus om industriepolitiek. Welke industrieën passen wel in een duurzame, volhoudbare samenleving en welke niet? Welke kunnen zich nog aanpassen en welke zullen verdwijnen? Nederland kan een industriekoploper worden in de wereld, met een daadkrachtige overheid en een duidelijke visie.

Meer lezen?

In hoofdstuk 4 ‘Anders produceren’ van het rapport ‘100% duurzame energie in 2030, het kan als je het wilt!’ lees je hoe de verschillende industriesectoren kunnen verduurzamen en wat daarvoor nodig is.

Daarnaast is het van groot belang dat energiebesparing een prioriteit wordt. Dat kan op verschillende manieren, maar vooral belangrijk is dat de overheid de Wet milieubeheer gaat handhaven. Deze wet verplicht alle bedrijven die meer dan 50.000 kWh of 25.000 m³ aardgas verbruiken om alle energiebesparingsmaatregelen te nemen die zich binnen 5 jaar terugverdienen. Voorbeelden van zulke maatregelen zijn:

  • Het goed inregelen van warmte-installaties.
  • Elektromotoren vervangen door modernere, energiezuinigere versies
  • Het opschalen van het gebruik van industriële warmtepompen.

De omslag naar een duurzame samenleving kan veel sneller verlopen als het bedrijfsleven en ondernemers meer geholpen worden om de investeringen te doen en de maatregelen te nemen die nodig zijn. Voor de energie-intensieve industrie betekent het vaak dat die bedrijven moeten starten met nieuwe processen en grote opschalingstrajecten die veel geld kosten. Deze projecten zijn vaak innovatief en hebben daardoor ook een risico-element in zich. Dat maakt dat bedrijven huiverig zijn om alle kosten alleen te dragen. Soms zijn ze al geholpen als de overheid garant gaat staan voor het geval een stap zou mislukken (bijvoorbeeld bij boringen voor ultra diepe geothermie) of een soort garantie geeft dat ze het verschil bijpast als bepaalde grondstofprijzen ineens sterk wijzigen. Daarnaast zou hulp om cofinanciering of (Europese) subsidies te krijgen ook enorm helpen om bedrijven over de eerste hobbel te helpen. Als het eenmaal loopt, kan het snel gaan met opschalen. Alle oplossingsrichtingen leveren vaak nieuwe technieken en technologieën die we overal ter wereld kunnen verkopen. Dus de BV Nederland zal er wel bij varen, de aarde ook.

Mobiliteit

Goederen- en personenverkeer op de weg

Het goederen- en het personenvervoer zijn samen verantwoordelijk voor 20% van de totale uitstoot van CO₂, exclusief internationale scheepvaart en luchtvaart. Daarnaast veroorzaakt de sector veel uitstoot van fijnstof en NOx en is er overlast door geluid en stank. Wegen en parkeerplaatsen nemen nog veel ruimte in beslag. Van de totale hoeveelheid energie die nodig is voor transport binnen Nederland komt ruim 70% voor rekening van personenauto’s. Iedere verbetering op dit gebied draagt dus behoorlijk bij aan de doelstelling van 100% duurzame energie.

Mobiliteit is in de toekomst een dienst in plaats van een product en faciliteert onze leefwijze. Mensen zijn geen eigenaar meer van een voertuig, maar huren, leasen en kopen ‘mobiliteit’. Dat kun je zelf regelen of je gebruikt een mobiliteitsmakelaar die je reis en de vervoer- middelen regelt op basis van de hoeveel tijd en geld die je beschikbaar hebt en het comfort dat je verlangt. Verschillende onderzoeken laten zien dat de kosten per gereisde kilometer aanmerkelijk kunnen dalen als je niet meer zelf een auto bezit, maar gebruikmaakt van een vervoersdienst. Afhankelijk van je reisgedrag kun je wel 20 tot 80% besparen.

De overheid zal op verschillende manieren de verduurzaming van de mobiliteitssector moeten bevorderen, aanjagen of zelfs verplichten. Concreet gesproken kan dat door tal van maatregelen:

  • Het bevorderen van deelvervoer door bijvoorbeeld subsidies te geven aan deelinitiatieven (denk aan car2go, Snappcar etc.) of door het treffen van (parkeer)maatregelen die deelauto’s privilegiëren.
  • Aanmoedigen van het gebruik van de (elektrische) fiets voor woon-werkverkeer tot 20 km door aanleg van fietssnelwegen of fiscale voordelen.
  • Elektrificeren van al het openbaar verkeer
  • Versnellen van de overstap op 100% elektrische auto’s door bijv. de aanleg van voldoende (snel)laadpunten, ook in de stad.
  • Bevorderen van elektrificatie van goederenvervoer, bijvoorbeeld door het instellen van een maximale uitstootnorm.
  • Ondersteunen van gemeenten bij de overstap naar een autoloze binnenstad
  • Het bezit van elektrische auto’s en andere voertuigen goedkoper (BPM en wegenbelasting omlaag) en het gebruik van fossiele voertuigen duurder (accijns op benzine en diesel omhoog) maken.
  • Bedrijven vanaf 2025 alleen nog toestaan om kilometervergoedingen te geven aan werknemers die elektrisch rijden. Geen vergoedingen voor benzine- en dieselauto’s meer (dat is dan verkapt loon en dus belastbaar). Dat zou dan voor werkgevers gepaard moeten gaan met voldoende laadpalen op het werk en de juiste secundaire arbeidsvoorwaarden die duurzaam reizen stimuleren.

Meer lezen?

Hoofdstuk 2 ‘Anders van A naar B’ uit het rapport ‘100% duurzame energie in 2030, het kan als je het wilt!’ of het deel ‘Mobiliteit’ op de site van Tussen kolen en Parijs.

Luchtvaart

De luchtvaart is verantwoordelijk voor een substantieel deel van de uitstoot van broeikasgassen. De bijdrage van de luchtvaart aan de totale CO₂-uitstoot door de Nederlandse economie was in 2021 4,5 procent[1]. Luchtvaart heeft schadelijke gevolgen voor leefomgeving, klimaat, natuur, milieu en veiligheid. Omwoners kampen met fysieke en mentale problemen door geluidsoverlast en (ultra)fijnstof. Een overheid die zich bekommert om de gezondheid van haar burgers en de kwaliteit van leven van huidige en toekomstige generaties zou daarom vol in moeten zetten op een eerlijke krimp van de luchtvaart. Dat lijkt de enige logische conclusie, maar vooralsnog is het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat bezig met het ontwerp van een nieuwe vierde vliegroute over de provincies Gelderland, Utrecht en Noord-Holland en is er nog steeds een debat gaande over de opening van Lelystad airport voor reizigers. De discussie zou nu niet meer moeten zijn óf er gekrompen moet worden, maar met hoeveel en op welke manier. Uit de Europese data blijkt bovendien dat 63% van de vluchten wordt gemaakt naar de 28 EU-landen; het grootste deel zou dus ook per trein of auto kunnen. Vluchten in Europa korter dan 1500 km kunnen vaak comfortabel en makkelijk vervangen worden door reizen per hogesnelheidstrein of de auto. Een eerlijke krimp van de luchtvaart betekent o.a.:

  • Tenminste een krimp van 20% van de vluchten, stoppen met de hub-functie en het faciliteren van allerlei overstappers die hier helemaal niet hoeven te zijn (maar wel zorgen voor veel extra dalende en stijgende vliegtuigen), het verbieden van nachtvluchten en geen uitbreiding van Lelystad airport en ook geen vierde route.
  • Vrijgekomen ruimte benutten voor het bouwen van woningen om de wooncrisis aan te pakken.
  • Inzetten op Europese samenwerking om een groot en verbonden netwerk van hogesnelheidstreinen aan te leggen naar alle grote steden in Europa.

[1] https://www.cbs.nl/nl-nl/visualisaties/verkeer-en-vervoer/uitstoot-en-brandstofverbruik/uitstoot-luchtvaart

Meer lezen?

Over waarom de 4e vliegroute geen goed idee is en hoe je je hier hard tegen kunt maken.

Landbouw

Landbouw en natuur zijn lastige dossiers op dit moment. Denk maar aan klimaat en stikstof, de vele boerendemonstraties en de snelle afname van aantallen en soorten insecten en weidevogels. Het is tijd voor de grote ommezwaai in de landbouw waar niet alleen grote internationale en Nederlandse instituten om vragen, maar ook virologen die meer pandemieën voorspellen als wij de druk op de natuur niet verminderen. Het is tijd voor natuurinclusieve kringlooplandbouw waarin mooi landschap, schoon water, schone lucht, gezond voedsel en gelukkige dieren centraal staan. Tegelijkertijd moeten we de landbouwvervuiling een halt toeroepen: minder kunstmest en minder pesticiden. Natuurinclusieve kringlooplandbouw levert 6 oplossingen voor de prijs van één en vervult een sleutelrol in de energietransitie:

  • De CO₂-uitstoot neemt af door een krimp van de veestapel, minder gebruik van kunstmest, een hoger waterpeil in veengebieden en ander beheer van bos, bodem en graslanden.
  • Het stikstofgehalte daalt voldoende waardoor natuur en biodiversiteit kunnen herstellen. Landbouw en natuur zijn bovendien niet meer strikt gescheiden, maar lopen juist in elkaar over waardoor een natuurlijk en gezonde balans ontstaat.
  • Nederland krijgt een gezonde en klimaatbestendige landbouw, met boeren die de regeldruk zien afnemen en hun eigen keuzes kunnen maken binnen bepaalde kaders.
  • De luchtkwaliteit en waterkwaliteit nemen toe.
  • Dierenwelzijn verbetert.
  • De druk op de gezondheidszorg neemt af door een gezonder dieet.

De transitie naar deze nieuwe vorm van landbouw is complex en niet goedkoop (vooral boeren helpen stoppen of stallen ombouwen kost geld), maar uiteindelijk levert het geld op: de baten zullen de kosten voor de transitie ruimschoots overschrijden. Bovendien is er veel draagvlak voor deze omslag, ondanks dat het in de media lijkt alsof dit helemaal niet het geval is. Wat moet er precies gebeuren voor deze omslag? Wetenschappers zeggen terecht dat de veestapel inkrimpen geen nut heeft als we niet ook minder vlees en zuivel gaan consumeren. We hebben dan ook bovenal een voedseltransitie nodig. En daar kan iedereen, overheid, instantie of individu, direct mee van start. Want hoewel boeren anders zullen gaan produceren, zal ook de vraag naar duurzame producten moeten veranderen. Alle overheidsinstanties hebben een taak als aanjager van deze voedseltransitie.

Hoe kan de overheid de voedseltransitie aanjagen?

  • 0% BTW op groente, fruit en biologische producten
  • Inzetten op de eitwittransitie door een duurzaamheidsheffing op vlees in te voeren. Dit leidt tot een lagere vleesconsumptie, bespaart zorgkosten en levert een verduurzamingsfonds op voor de landbouw van jaarlijks €600 tot €800 miljoen.
  • Voer de Wet Dieren uit als route naar minder dieren met ieder een dierwaardig leven.
  • Zorg voor een hoger waterpeil in veengebieden.
  • Koop enkel nog in bij regionale of lokale koploperboeren die geen kunstmest of pesticiden gebruiken, zoals biologische of biodynamische boeren.
  • Minder dieren, meer boeren: zorg er met gerichte uitstapregelingen aan de ene kant en een extensiverings- en omschakelprogramma aan de andere kant voor dat de boerenstand zo groot mogelijk gehouden wordt terwijl het aantal dieren flink daalt.
  • Verander het voedselbeleid in de overheidskantine en bij overheidsevenementen. Maak plantaardig de norm. Niet de vegetariër moet dieetwensen doorgeven, maar de vleeseter.
  • Stop landbouwgif, houd mens en dier gezond. Laat de rechter niet bepalen, maar neem zelf regie.
  • Faciliteer en bevorder de omschakeling naar natuurlijk en kruidenrijk grasland.
  • Maak duurzaam inkopen een voorwaarde voor subsidies aan projecten.
  • Dring voedselverspilling actief terug door betere voorlichting en subsidies voor projecten die verspilling tegengaan (zoals Too Good to Go)
  • Informeer burgers beter over gezond voedsel. Dat kan via multimediale campagnes, op festivals, via gemeenten, in de gezondheidszorg en op scholen.
  • Kies als gesprekspartners van overheden vooral de koplopers, niet voor de achterlopers.
  • Voer in de agrarische sector een koploperbeleid uit. Veel regelgeving voor agrariërs is gericht op de gangbare landbouw en op het beperken van de impact op de leefomgeving. Duurzame boeren dragen dezelfde administratielasten, terwijl zij minder impact hebben op de natuur. Er is koploperbeleid nodig waarmee duurzame boeren juist worden ondersteund in plaats van geremd.
  • Zet in op minder sierteelt en meer voedselbos.

Meer lezen?

Een ommezwaai naar een natuurinclusieve kringlooplandbouw kan in 10 jaar leiden tot fors minder uitstoot. Dit kan door een krimp van de veestapel, minder gebruik van kunstmest en krachtvoer, beter beheer van graslanden en verhoging van het waterpeil in veengebieden. Landbouwgrond biedt ook ruimte voor het opwekken van energie: niet in de vorm van mestvergisting en zonneparken, maar wel door de grond voor meer doelen tegelijk te benutten, zoals met zonnepanelen langs akkers of boven fruitteelt. Deze maatregelen zorgen ook voor minimaal 50% reductie in de stikstofemissie.

Een voedsel- en landbouwtransitie is een grote en dure opgave waarvan de kosten in de vele miljarden lopen, maar eentje die uiteindelijk geld oplevert doordat bespaard wordt op zorgkosten, natuurherstel en milieumaatregelen. Bovendien hebben we in Nederland in 2030 een mooier platteland met meer natuur en biodiversiteit, gezonde lucht, een goede waterkwaliteit en gezond voedsel. Het platteland is groener, met meer vlinders en vogels.

Gebouwde omgeving

Zo’n 30% van alle broeikasgassen in Nederland wordt uitgestoten in de gebouwde omgeving. Dit gebeurt dus door huishoudens en bedrijven. Het is daarmee een belangrijke sector om energie te besparen en meer duurzame energie te gebruiken. Miljoenen huizen energieneutraal maken in 10 jaar tijd is een enorme opgave. In de jaren 50 en 60 kregen alle woningen in Nederland in 10 jaar tijd een gasaansluiting. Nu willen we er in 10 (of eigenlijk 7) jaar weer zo veel mogelijk vanaf. Dat is een grote klus, maar het kan.

Waarschijnlijk gaan veel huizen van aardgas over op een combinatie van warmtepompen (in allerlei soorten en maten) en infraroodpanelen, koken op inductie en 20 tot 22 zonnepanelen. Mensen met een eigen dak en een energierekening boven de € 150 per maand kunnen veelal zonder hogere maandelijkse lasten de overstap maken. Dat is een goede groep om mee te beginnen. De daadwerkelijke uitvoering kan nu al in een ruime week met een paar mensen en gaat straks nog sneller. Als elke installateur of gespecialiseerd bedrijf elke week 7 woningen (bijna) energieneutraal kan maken, hebben we 25% van de bestaande woningen in 2030 aangepakt. Daar komen nog een miljoen duurzaam gebouwde nieuwbouwhuizen bij. En dan verder versnellen!

Wat is nodig van uit de overheid?

Meer slagkracht bij netwerkbedrijven

Het is belangrijk dat netwerkbedrijven meer armslag krijgen en een iets bredere rol, zodat ze keuzes mogen maken die de energietransitie het beste dienen. Netwerkbedrijven zoals Alliander, Enexis en Stedin zijn publieke bedrijven die door de wet sterk beperkt worden in wat ze mogen doen. Het zou goed zijn als de wetgever hun mogelijkheden verruimt, zodat ze de energietransitie beter kunnen dienen.

Stel geld beschikbaar voor energieneutraal maken bestaande woningen

In algemene zin blijkt het bedrag dat veel mensen de komende 15 tot 20 jaar aan energie uitgeven vaak genoeg om de woning (bijna) energieneutraal te maken. Als de financiering georganiseerd kan worden, kunnen mensen dus zonder extra maandlasten van het gas af en kunnen ze zo veel mogelijk duurzame energie zelf opwekken op eigen (schuur)dak of ander oppervlak. Dit kan voor particulieren met speciale leningen (bijvoorbeeld via het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting, SVn), met een extra hypotheek en voor een deel met de nu bestaande subsidies. De regering zou moeten regelen dat iedereen zo’n bedrag kan lenen, gekoppeld aan het huis, en dit bijvoorbeeld via het netwerkbedrijf laten innen totdat het afbetaald is door degenen die in dat huis wonen. Decentrale overheden kunnen ook ondersteuning geven met behulp van Energy Service Companies (ESCo’s), woonabonnementen of nog creatievere oplossingen.

Leid meer vakmensen op

Voor het plaatsen van warmtepompen moeten veel meer mensen opgeleid worden. Er is nu een tekort aan installateurs en vooral aan mensen die warmtepompen kunnen installeren (w-monteurs) en aan mensen die installaties goed waterzijdig kunnen inregelen zodat ze meer rendement opleveren. Gezien de krappe arbeidsmarkt lijkt het raadzaam om ook krachten te zoeken op andere plekken, zoals mensen die nu werken in de fossiele industrie of in garages (elektrische auto’s vergen minder onderhoud, dus die monteurs zitten straks zonder werk). Denk verder ook aan statushouders (vluchtelingen) en mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Er is een goede opleiding nodig voor de mensen die warmtepompen op de juiste manier gaan installeren. Voor het inregelen van het systeem is geen hoge opleiding nodig, maar vooral training en daarna ervaring.

Verplicht energieneutrale kantoorgebouwen

Veel kantoren kunnen heel goed energieneutraal gemaakt worden. De overheid zou dat eigenlijk moeten verplichten voor 2030 om te zorgen dat er meer vaart in komt.

Meer lezen?

Wie kies je voor klimaat en biodiversiteit?

We leggen de belangrijkste speerpunten die we hierboven noemden langs de verkiezingsprogramma’s van de grotere partijen die meedoen aan de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023.